De eeuwige mens in het laboratorium België — Ulrike Bolenz en haar strijdlustige beelden

Gepubliceerd op 30 september 2025 om 11:04

Het moet welhaast een kosmische speling van het lot zijn dat Ulrike Bolenz (Duits geboren, Belgisch ingewijd) haar wortels geplant heeft op Vlaamse bodem — in Vilvoorde, dat archetypisch niemandsland tussen hoofdstad en periferie. Je zou kunnen zeggen: België, dat laboratorium zonder definitieve contouren, is in haar kunst meer dan achtergronddecor; het is een spiegel van haar eigen hybride praktijk, balancerend tussen traditie en experiment.

Bolenz is een archetype mens-kunstenaar — fluïde, beweeglijk, ongrijpbaar, een tijger in de heterotopische jungle die België heet. Of, beter nog, een kreeft. Want wie haar kunst ooit zag, vergeet nooit het zelfportret op die rode kreeft: tegelijk mythe en manifest, als een postmoderne godin Europa dwars door ideologische loopgraven. Er zijn kunstenaars die willen behagen. Ulrike Bolenz wil prikkelen — letterlijk, met stukken prikkeldraad in haar installaties, als memento van Europese trauma’s, als waarschuwing voor tijdgenoten die hun vrijheid voor lief nemen.

Maar laat me u niet verliezen in symboliek voordat we wortel schieten in haar biografie. Geboren in 1958 in Duitsland, studeerde Bolenz aan de befaamde Kunstakademie Kassel bij onder andere Tom J. Gramse. Haar opleiding was eerder een bedding dan een breekijzer; haar ware vorm moest immers postmodern zijn, wars van essentialisme. Ze verhuisde naar België waar ze inmiddels ruim twintig jaar woont en werkt, en waar ze tot de meest internationale kunstenaars in onze gewesten gerekend wordt.

Wie haar werk toeziet, voelt meteen: dit is geen bijproduct van loutere esthetiek, maar een manifest van — vaak vrouwelijk — mens-zijn. De rol van het individu als ‘eeuwige mens’ loopt als een gouden draad (of prikkeldraad) door haar oeuvre. Haar beeldtaal is universeel, haar technieken hybride: fotografie, schilderkunst, sculptuur, acrylglas en polycarbonaat, steevast met een transparantie waardoor figuren zowel aanwezig als zwevend lijken — alsof het menselijke nooit éénduidig, nooit af is.

Daarmee sluit Bolenz naadloos aan bij wat ik ooit haar ‘strijdend-defensieve furie’ noemde. Feministisch? Zeker, maar zonder gezwaai met banieren. Zij strijdt beeldend, niet polemisch. Haar vrouwen zijn geen slachtoffers, maar actoren: denk aan haar fameuze ‘Lachende Vrouwen’ uit 1995, geïnspireerd door de eerste priesteressen in de Anglicaanse kerk. Strijd voor vrouwenrechten is bij Bolenz strijd voor menselijkheid, een evenwichtsoefening tussen rede en gevoel.

Want kunst, beste lezer, is bij Bolenz nooit een ivoren toren. Haar creaties, van monumentale museuminstallaties tot transparante ‘cocons’, ademen maatschappelijke betrokkenheid. Denk aan haar recente serie ‘De Eeuwige Mens’ (vanaf 2020), waarin de vluchtende mens — op de dool door oorlog, armoede of klimaatverandering — wordt afgebeeld als universele figuur, slachtoffer én overlever tegelijk. Ze verwerkt deze figuren groot en toch pijnlijk intiem: fragmenten, kwetsuren, symbolische details.

Als cultuurtheoreticus zie ik hier de echo van de Vlaamse ‘nieuwe figuratie’, maar ondergronds broeit de geest van de Neue Wilden, van postmoderne deconstructie. Bolenz gebruikt fotografie niet als koud registratie-instrument, maar als vehikel voor transformatie: haar befaamde transparante panelen tonen samenspel van digitale bewerking, chemische manipulatie en schilderkunstige ingrepen. Ze is, plastisch gezegd, een alchimist van de visuele ervaring.

Haar installaties zijn zelden rechtlijnig. Naast de grote zolang ze leven figureren haar modellen (liefst jonge, mooie mensen, want hun uitstraling is betekenisdragend als bij de oude Grieken) in een context waar schoonheid en ethiek, kalokagathia, hand in hand gaan. Dit naturisme is niet erotisch, maar een statement van puurheid, van gelijkwaardigheid. In deze context moet ook haar oplossende houding t.a.v. diversiteit gelezen worden: vrouwen, mannen, mensen uit alle continenten trekt ze gelijkwaardig het kunstwerk binnen. Haar ‘vredeszuilen’ — levensgrote acrylglas objecten die door diplomatiek Europa reizen — zijn net zozeer proclamatie als poëzie.

Individuele vrijheid, lichamelijke zelfgenoegzaamheid en humanistische solidariteit zijn de kernbegrippen van haar universeel georiënteerd feminisme. Ze citeert met haar werk eerder Simone De Beauvoir dan radicale seperatistes: vrouw-zijn wordt een wording, geen essentie — een project dat voortdurend open en meervoudig blijft. Wie Bolenz’ portretten bekijkt — neem dat van haar vader, een waar ‘pars pro toto’ mensbeeld — ziet die spanning tussen biografie en mensheid, tussen particuliere wortel en universele boom.

Essentieel bij Bolenz is dat haar kunst kritisch én utopisch is. Kritisch, want ze trekt ten strijde tegen maatschappelijke druk, tegen uitsluitingsmechanismen, tegen onrecht. Maar haar blik is nooit zwaarwichtig alleen: de lachende vrouw (als antwoord op patriarchale morele repressie), de dansende vrouwen (als ode aan lichamelijke zelferkenning), de vliegende mens (Icarus als mythisch archetype) — telkens is er het utopische overschot, die artistieke projectie van hoe het ook kan, hoe het beter mag.

Kunst is bij Bolenz geen geïsoleerd fenomeen, maar een venster op onze tijd. Haar werk stelt eerder de vraag “Wanneer is kunst?” dan “Wat is kunst?” Oorlog, pandemie, migratie: de cyclus van leven, dood, verzet en bevrijding is altijd zichtbaar, in directe lijn met de Europese traditie. Maar haar werk speelt zich niet af in een academische vacuüm: installaties trekken van Vilvoorde tot Moskou, van diplomatieke vredeszalen tot bruisende galeries, telkens met een lokale wortel en een mondiale boodschap.

Als barokfilosoof gezegend met anarchistische neigingen, stel ik tot slot dat Ulrike Bolenz in haar oeuvre het onmogelijke realiseert: een synthese van expressie en reflectie, van sensualiteit en idee, van strijd en genade. In een tijd van hyper-individualisme en aanhoudende polarisering is haar werk een pleidooi voor verbinding — tussen mensen, tussen tijden, tussen traditie en experiment.

Laat het daarom duidelijk zijn: in het laboratorium België, waar identiteit altijd werk-in-uitvoering is, is Ulrike Bolenz een onmisbare stem. Haar oeuvre vraagt geen instemming. Het vraagt betrokkenheid — van de beschouwer, de maatschappij, de tijdgenoot. Ze toont niet alleen hoe kunst venster is op onze tijd, maar ook hoe het spiegel is. En wie goed kijkt, ziet zichzelf — kwetsbaar, strijdend, glimlachend, met vleugels van vrijheid.

Willem Elias
Emeritus professor kunstfilosofie, VUB


Bronnen : Gebaseerd op eigen reflecties en diepgaande analyse van het werk en leven van Ulrike Bolenz

https://ulrike-bolenz.eu/

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.