
Willy Vandendorpe (1942-2025) was een kunstenaar die de wereld bekeek met de hongerige blik van een ontdekker. Vanuit het landelijke Opbrakel trok hij jong naar Gent, op zoek naar intellectuele en artistieke zuurstof. Aan de Gentse Academie vond hij zijn biotoop, zijn potlood als onafscheidelijke metgezel. Zijn carrière leidde hem van het interieurvormgeven en de antiekwereld tot de diepste krochten van het tekenen en schilderen. Willy bouwde aan een eigen universum van Wunderkammers, oosterse invloeden en conceptueel spel met symbolen en tekens.
Nooit liet hij zich vangen binnen de hokjes van één stroming. Lyrische abstractie, surrealistische flitsen, dadaïstische kwinkslagen en een onuitputtelijke nieuwsgierigheid kenmerkten zijn werk. Zijn "Denker in alle staten" op de VUB-campus, die kritisch en speels het vrije denken belichaamt, groeide uit tot een icoon dat blijft inspireren.
Zijn reizen naar onder meer Lissabon en Bali verrijkten zijn perspectief op vorm, materiaal en zeggingskracht. Tot het einde toe bleef hij werken, zelfs in het ziekenhuis werd zijn kamer een atelier. Willy’s kunstenaarschap was zijn levensadem: hij tekende tot zijn laatste dagen, zijn werk als stille dialoog tussen logica en mythe.
Begin juli 2025 namen we afscheid van een originele en vrije geest, een vriend en een bruggenbouwer tussen kunst, filosofie en leven. Zijn werk leeft voort in herinnering en blik van wie het zien wil. Lees hieronder het afscheid door zijn goeie vriend Willem Elias:
Om de geschillen met de vrij strenge vader te ontvluchten, verliet Willy vrij jong het ouderlijk huis. Willy wilde wat in zijn leven. Dat stond in de sterren geschreven. Vanuit Opbrakel was Gent de grote stad en meteen ook de start voor een avontuurlijk leven. De Gentse Academie werd de biotoop om zijn onrustig zoeken te oriënteren. Eind de jaren vijftig heerste er nog niet de woelige sfeer van midden de jaren zestig, maar de voorloper van het KASK, was toch gekend als oord van kritisch denken over kunst. Dit terwijl de opleiding aan Sint Lucas nog voorbereidde om de christelijke waarden uit te beelden.
Als kind reeds was Willy’s potlood zijn elfde vinger. Dat talent in combinatie met een gedreven bezig zijn, maakte dat zijn leraar tekenen aan de Gentse Academie, Fons de Vogelaere, hem prees voor zijn kunnen, iets wat dit strenge heerschap niet makkelijk over de lippen kreeg. Dat maakt dat er nog prachtige tekeningen circuleren van toen hij achttien jaar was. De richting die hij volgde aan de academie sloot aan bij wat men vandaag “interieurvormgeving” noemt. Doorheen zijn leven heeft Willy dan ook verrassende standen en étalages gebouwd, ware Wunderkammers.
Eens afgestudeerd wou Willy geen armoezaaier worden en gebruikte zijn sterk visueel vermogen voor het herkennen van mooie dingen om een bloeiende zaak, ‘De Rode Koning’ in de Burchtstraat te Gent, uit te bouwen met klassieke antiek, Oosterse snuisterijen en Aziatische beelden.
De vuuraard van het kunstenaarschap was echter niet gedoofd en hij bleef tekenen. In de juwelierswinkel van Carlo Eggermont gaf hij midden de jaren zeventig een eerste tentoonstelling met tekeningen van spookachtige dieren, haarfijn gemaakt alsof ze nog levend waren. Willy was immers nog tekenaar geweest in een biologisch laboratorium aan de Universiteit Gent.
Vanaf de jaren tachtig stopte hij als antiquair om zich voltijds te wijden aan de kunst. Het realisme dat hem in de vingers zat, was in die periode niet de kunst waarop men toen zat te wachten. De Nieuwe Wilden barsten erop los met klodders verf en het postmodernisme, dat alle kunstuitingen door elkaar aanvaardt, was nog maar net geboren.
Zijn liefde voor de Oosterse kunst en cultuur, bracht hem tot een soort lyrische abstractie. Hij nam zijn vrouw Sandra onder de arm en vertrok naar Lissabon om er een nieuw leven te beginnen. Daar maakte hij met zijn canvas op de grond kalligrafische tekens die uit de band sprongen, er rond dansend odes aan de spontaniteit bracht. Weliswaar met zijn eigen stijl, een Willy VdD zwierigheid, al was zijn kunstenaarsnaam dan Willy Lévy. Hij betoonde ook veel aandacht voor het materie-effect van de aangebrachte verf. In elk geval was het zeer aansluitend bij de principes van de informele kunst, nl. geen principes te hebben. Wat anarchistische deugnieterij is steeds in de buurt van Willy. Het is een ganse bevrijding als men inziet dat een vlek in haar onbegrensdheid even interessant kan zijn als een afgemeten kleurvlak. ‘Een vlek is een vlek, is een vlek’ was ooit de titel van een grafiekmap. Het breekt met de oude functie van de kunst waarin de gefundeerde orde moet bevestigd worden, om te komen tot het filosofisch inzicht dat alles chaos is.
Willy Vandendorpe beseft iets dat Alechinsky nooit gesnapt heeft, nl. dat de herhaling van het spontane, het cliché van zichzelf is en dus allesbehalve ongekunsteld is. Om in die val niet te sukkelen ontwikkelt hij een eigen vorm van conceptuele kunst. Hij is ondertussen terug uit Portugal en betrekt een atelier in de door de VUB beheerde Vissersschool, nabij Tour & Taxis. Hij komt tot een wankelbaar tekensysteem vol woord- en beeldspelingen die het gevestigde op losse schroeven en de goegemeente een neus zet.
Een van deze projecten werd alom bekend. Zijn ‘Denker in alle staten’, beter gekend als de ‘rode denker’, staat op de VUB-campus en werd als verkleind model een soort mascotte van de VUB dat meer bijbleef dan het logo. Het bestaat uit een afgegoten levend model met een windwijzer op het hoofd. “Het denken mag zich niet onderwerpen…” is de VUB-leuze, maar toch dreigt het gevaar van manipulatie. Dat denken moet immers gefinancierd worden.
Onrustige natuur die Willy’s persoonlijkheid kenmerkt, ging hij zo’n vijftien jaar geleden naar Bali wonen. Hij keerde terug naar zijn liefde voor het tekenen.
Bij Hermine De Buck had hij zijn laatste individuele tentoonstelling. De titel luidde: ‘Mytho-Logics’. Het verbindingsstreepje is veelzeggend: alles is onzeker, omdat onze poging om de feiten te grijpen, wat we graag ‘Waarheid’ noemen, inderdaad liefst met een hoofdletter, steeds verloopt via woorden.
Dit geniale menselijke vermogen om taal te ontwikkelen, neemt niet weg dat we ook steeds falen. Woorden schieten ‘roos’, maar nog meer te kort. In de middeleeuwen had men reeds de nominalisten, die waarvan men in Umberto Eco’s Naam van de Roos beducht voor was, die stelden dat een benaming slechts een ‘flatus vocis’ is, wat wind van de stem. Het was echter wachten tot Friedrich Nietzsche, lievelingsfilosoof van Willy, om dat waarheidsvermogen te relativeren. Het absurd theater van de jaren zestig bracht het op de planken. Willy bracht het in beeld. In de titel ‘Mytho-Logics’ combineerde hij twee woorden in het Grieks voor woord samen. ‘Muthos’ betekent ‘het gepraat, de verhaaltjes’ en ‘logos’ is meer het ‘beredeneerd woord’. Beiden schieten te kort, zowel de mythologie als de logica. De logica heeft een mythische dimensie, ze zegt immers enkel of de redenering klop zonder referentie aan de werkelijkheid te maken. De mythologie op haar beurt, heeft ook een waarheidsdimensie, een weg om de wereld te begrijpen.
In de getoonde tekeningen komen de hogerop geschetste periodes van Willy’s oeuvre samen. Ze hebben een hoge conceptuele dimensie. Het zijn fijn realistisch aangebrachte beelden, vaak van onderwerpen uit de biologie, met de insecten en bladeren en er wordt gebruik gemaakt van de losse verfflodder als plastische krachtzetting.
Willy hoorde het niet graag, wanneer men hem bij de surrealisten onderbracht. Tocht valt hij in die lijn te situeren. Hij toont verbanden die we niet zien. Er hangt een sfeer van dada omheen, de voorloper van het surrealisme. De lyrische abstractie is dan weer een uitloper van het surrealisme als ‘écriture automatique’. Hij toont ons een onirische wereld van nachtmerries en onderdrukte verlangens. Een fantasmagorie om bang in weg te dromen.
Allicht is voor een uitvaart toespraak te veel over het werk en te weinig over de mens gezegd. Maar Willy was zijn werk. Tijdens zijn langdurig verblijft in het ziekenhuis had hij zij kamer omgezet in een kunstenaarsatelier. Zijn tekentalent heeft hij tot zijn voorlaatste snik beoefend.
Hij verdient erkenning als kunstenaar. Hoewel hij veinsde daaraan geen belang te hechten, blonken zijn pientere oogjes, wanneer hij constateerde dat zijn ‘Rode Denker’ de Vub-mascotte geworden was.
Misschien is het hier dan ook goed te eindigen met de mooie woorden die Ann Van Driessche aan Willem Elias als blijk van medeleven opstuurde:
“Beste Willem,
Met het overlijden van Willy van Dorpe verliest de wereld niet alleen een kunstenaar, maar verlies jij een vriend – iemand met wie je een gedeelde passie voor kunst verbond. Dat maakt het des te pijnlijker.
Zijn werk leeft voort, letterlijk en figuurlijk. De Rode Denker, die dankzij jou en onze marketingafdeling zijn plek vond aan de VUB, is daar een krachtig symbool van. Maar Willy’s band met onze universiteit gaat verder dan dat beeld. Door wat hij creëerde, én door wat jij hielp zichtbaar maken, is hij nu onlosmakelijk met ons verbonden.
Vrienden verliezen is hard. Zeker als je samen droomde, sprak, keek – als kunst ook vriendschap werd.
Ik wens je veel sterkte bij dit verlies.”
Die sterkte weze gewenst aan alle hier aanwezigen.
Dank voor uw aandacht.
Willem Elias
Reactie plaatsen
Reacties